Jack
Russel
Wat is een Jack Russel Terriër ? Een Jack Russell is een
kleine gebruikshond waarvan de herkomst Engeland is. Het
woord "terriër" komt van het Latijnse woord
"terra" wat aarde betekent. Het werk van de hond
was onder de grond te gaan om het wild uit het hol te
stoten. Tegenwoordig worden Jack Russell meer als huishond
gehouden en dit kan omdat hij ook goed met kinderen overweg
kan. Een Jack Russell heeft wel veel beweging (een Jack
Russell neemt niet snel genoegen met een kilometer) en wil
aandacht hebben.
Geschiedenis
Engeland kent al een eeuwenoude jachttraditie waarbij de
jacht op vossen deel uit maakt. Voor de vossenjacht werden
honden gebruikt die het vossenspoor opzochten en vervolgens
het spoor luidkeels gingen volgen. De jagers volgden de
honden te paard en wisten zo soms na uren een vos te
schieten. Het kwam geregeld voor dat een vos zich verstopte
in zijn hol, zodat de honden hem niet te pakken konden
krijgen. Op dat moment verscheen er voor dit specifieke
probleem een gefokte terriër op het toneel. Deze terriër
kon namelijk het vossenhol betreden dat soms wel meters
onder de grond zit, zodra de terriër de vos had gevonden
bleef hij deze net zo lang aanblaffen tot hij zijn hol
verlaat. De terriërs die voor de jacht op de vos gebruikt
werden , werden working terriërs genoemd. Ook de fox terriër
behoorde tot deze groep honden.
Huisdier
of werkhond
De Jack Russel Terriër is door zijn vrolijke en levendige
aard een geliefd hondje waar veel mee gedaan kan worden.
Deze kleine terriër is een bijzondere kindervriend en is
altijd voor een geintje te porren. Als huishond kan hij heel
goed uit de voeten. Een Jack Russel Terriër die zich
verveelt kan een ware sloper worden en misschien uw
konijnen, kippen of uw meubilair onder handen gaan nemen.
Hij is eigenlijk een beetje een werkhondje, maar wordt nu
eigenlijk als huishond gebruikt.
Kenmerken
Schofthoogte (Jack Russel): 20,5 tot 30,5 cm.
Schofthoogte (Parson): 30,5 tot 35 cm.
Gemiddeld gewicht: 5 tot 8 kg.
Gemiddelde leeftijd: ongeveer 12 jaar.Kenmerken:
intelligent, dominant, fel, energiek en leergierig.
Karakter
Beide types behoren witte of overwegend witte met tan, lemon,
zwart (of driekleurige) aftekeningen te zijn. Bij voorkeur
met aftekeningen op het hoofd en bij de staartaanzet. Het
hoofd moet wigvormig zijn met sterk gespierde kaken, perfect
scharend gebit en kleine V-vormige oren die naar voren
vallen. We kennen drie vachttypes: gladharig, broken-coated
en ruwharig. Het belangrijkste is dat de vacht van nature
stug en dicht is en het lichaam goed kan beschermen tegen
alle weersomstandigheden en tijdens de jacht. Beide types
moeten makkelijk te omspannen zijn met beide handen van
gemiddelde grootte (net achter de schouders van de hond).
Met een te grote borstomvang raakt de hond vastgeklemd in
een nauwe vossenpijp.
De
verzorging
Probeer een Jack Russel niet te veel te wassen. Ze hebben
onder hun haartjes een beschermlaag en door veelvuldig te
wassen tast je deze aan. De nageltjes moeten niet veel
bijgeknipt worden als uw hond veel beweging heeft.Want door
het vele lopen slijten de nageltjes zelf af. De oogje kan je
al eens proper maken met speciale druppeltjes of een beetje
rozenwater. Je moet de hond ook niet vaak borstelen vermits
ze kortharig zijn maar af en toe met de handschoen borstelen
kan heus geen kwaad . Integendeel daar zullen ze harder van
blinken.
De
voeding
Deze
hond is allesbehalve kieskeurig. Als pup vraagt hij vier
maal/dag voeding.
Een hond is eigenlijk meer een
alleseter dan een vleeseter. In het wild eet hij zijn prooi
namelijk met huid en haar op, dus ook de boten de maag en de
ingewanden met daarin de plantenresten.
Je hebt verschillende soorten voeding voor een hond.
·
Blikvoeding
dit vinden honden vaak erg lekker, maar is voor het gebit
minder goed.
·
Brokken
zijn goed om het gebit schoon te houden je moet er wel
voldoende fris
water bijgeven
·
Diner
dit los je op in water, het bestaat uit brokken gedroogde
groente en granen
In
alle kant en klare hondenvoeding zitten alle voedingstoffen,
vitaminen en mineralen die een hond nodig heeft.
Als je de hond eens wilt verwennen geef hem dan geen stukjes
worst of kaas hier zit teveel zout en vet in. Ook geen
gewone koekjes daar zit teveel suiker in. Geef de hond
speciale hondenkoekjes of kluifjes. Dit is nog gezond ook.
Maar geef een hond niet te veel want ze zijn gauw te dik.
Herkomst
van de Jack Russel
Voor de herkomst van de Jack Russel gaan we terug naar
de vossenjacht in Engeland omstreeks de negentiende eeuw.
Voor die vossenjacht werd gebruik gemaakt van de Foxterriër.
Een oorspronkelijk landras dat in diverse vormen over heel
Groot-Brittannië verspreid was. Ondanks dat dit uitstekende
jachthonden waren voor de vossenjacht genoten ze geen groot
aanzien. Daar ze de restjes voedsel kregen van andere
rassen of zelf hun eten moesten zoeken, ontstond er bij dit
ras een natuurlijke selectie op durf, doorzettingsvermogen,
scherpte en jachtpassie. Een groot liefhebber en fokker van
de Foxterriër was de Britse dominee John(Jack) Russel.
Deze dominee werd geboren in het Engelse graafschap
Devonshire in 1795. Hij was een sportief man die enorm veel
van de jacht hield. In zijn Oxford-tijd had hij al een
klein, wit terriër teefje gekocht, Trump genaamd.
Trump 1819, had een kleine bruine vlek op de
staartwortel en een donkere vlek op beide oren. Trump wordt
beschouwd als de stammoeder van Russels kennel. Jack Russel
kocht ook allerlei kleine terriërs die geschikte
werkeigenschappen hadden. Het was Jack zijn bedoeling om
terriërs te kweken die uitblonken in moed maar geen
overmoed. Ze moesten de vos uit zijn hol jagen en luid
blaffen. In 1826 trouwde Russel met Penelope Bury, een vrouw
die veel van de jacht
hield en haar man volledig steunde. Toen de bisschop
oordeelde dat zijn interesse voor zijn honden te groot werd,
liet Russel zijn meute overschrijven op de naam van zijn
vrouw. Russell zijn passie voor honden werd hierdoor
nog aangewakkerd. De honden die Russell bezat waren
niet anders dan de gewone Foxterriër uit die tijd.
Hij had zowel ruwharige als gladharige exemplaren met dit
verschil dat hij de staart niet coupeerde. Zijn honden
blonken uit in moed en jachtpassie. De werkkwaliteiten
waren voor hem belangrijker dan het uiterlijk. Hij
fokte dan ook selectief op het karakter. Omdat de
honden ook bedreven moesten zijn in het vangen van muizen en
ratten werden ze gekruist met andere rassen, ondermeer de
kortbenige Sealyham Terriër. Daardoor werd de
werkterriër kleiner dan de oorspronkelijke werkterriër van
Jack Russel. Later werd deze werkterriër Jack Russell
genoemd.
|